Heikikker-(Rana arvalis)

De heikikker (Rana arvalis) is een middelgrote kikker met een iets spitse snuit. De kleur is erg variabel van geelbruin tot rood/groenbruin op de rug met vaak een lichte lengtestreep over de rug heen. Ook heeft hij een patroon van donkere vlekken op de flanken en een lichte buik. En hij bezit een relatief grote graafknobbel op de achterpoot (ongeveer halve teenlengte). In de paartijd (eind februari, tot uiterlijk begin april met een piek in kooractiviteit in maart) kleuren mannetjes licht- tot fel blauw. Deze kleur is maar enkele dagen aanwezig. Heikikkers kunnen 8 cm groot worden.

Verspreiding en leefwijze

De heikikker is uit alle Nederlandse provincies (behalve Flevoland) bekend, maar kent zijn grootste verspreiding in de hoger gelegen delen van het land. Hij komt vooral voor in vochtige heidegebieden, waar sprake is van veenvorming en in hoog- en laagveengebieden. Ook in de rest van zijn verspreidings-gebied is vocht en veenvorming een belangrijk element van zijn biotoop. Maar hij wordt ook wel aangetroffen in vochtige schraalgraslanden, duinvalleien, bosranden, langs meren en rivieren en in komkleigebieden. De aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen is hier van belang.

Het voortplantingsbiotoop bestaat uit ondiepe stilstaande wateren met oevervegetatie. Het water zelf is vaak enigszins zuur (pH 4 – 5.5) en voedselarm. Net als de bruine kikker produceert de heikikker een grote klomp kikkerdril; vaak in grote velden bij elkaar, in het ondiepe water van de oeverzone of op drijvende vegetatie. De vrouwtjes verdwijnen na de eiafzet weer uit het voortplantingswater, terwijl de mannetjes nog enkele weken kunnen blijven hangen. Ze wachten op een nieuwe kans om een wijfje te bemachtigen.

De larven komen na enkele dagen uit. Ze verblijven in het voortplantingswater tot zij na twee tot drie maanden metamorfoseren. Heikikkers overwinteren voornamelijk op het land. Hier bezetten zij vanaf september/oktober hun overwinteringsverblijf.
Bescherming

De heikikker heeft de status “thans niet bedreigd”op de Rode lijst (Staatscourant, 2009 cf. van Delft et al., 2007) maar is wel in tabel 3 van de Flora- en faunawet opgenomen. De heikikker heeft een zeer hoge beschermingstatus in zowel de Conventie van Bern (bijlage 2) als in de Europese Habitatrichtlijn (bijlage 4).

Methode van monitoren

Vanaf half maart zijn de heikikkers in het voortplantingswater te vinden, bij een zacht voorjaar soms nog wel eerder. De dieren hebben een zeer korte koorperiode, die soms maar één week duurt, waarin zij hun bubbelende geluid laten horen. Het hoogtepunt ligt rond eind maart – begin april. In diezelfde tijd worden ook massaal de eieren afgezet in de wat diepere delen van het water. Mei is de beste maand voor het vinden van larven van de heikikker.

avondtellingen van kooractiviteit bij het voortplantingswater (maart)
avondtellingen van volwassen dieren in het voortplantingswater (maart)
tellen van eiklompen (maart t/m begin april)
zoeken van larven (mei t/m juni)
zoeken van pas gemetamorfoseerde kikkertjes (juli)

Bron Ravon.nl