De rugstreeppad (Epidalea calamita) is herkenbaar aan zijn gele rugstreep. Hieraan heeft hij ook zijn naam te danken. Het is een middelgrote pad met een droge wrattige huid, geelgroene ogen met een horizontale pupil en goed zichtbare trommelvliezen. De rug is geelbruin of grijs bruin met een patroon van groenige vlekken, vaak grote rode of roodbruine wratten en natuurlijk de lichte rugstreep (niet altijd aanwezig!). De buik is licht met vaak donkere vlekjes. De rugstreeppad kan tot 10 cm groot worden.
Verspreiding en leefwijze
De rugstreeppad komt, behalve in Groningen, in alle Nederlandse provincies voor. Het zwaartepunt van zijn verspreiding ligt in West- en Midden-Nederland, langs de grote rivieren en op de hogere zandgronden. Hij is een bewoner van zandige terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van de grote rivieren, opgespoten terreinen, heidevelden en akkers. Maar hij wordt ook op klei- en veengronden aangetroffen.
Voor de voortplanting is de rugstreeppad afhankelijk van ondiepe wateren, die vrij snel opwarmen. Vaak wordt gebruik gemaakt van tijdelijke poeltjes en plassen, maar ook slootjes en vennen kunnen geschikt zijn. Een voorwaarde is wel dat het water niet zuurder is dan pH 5. Brak water wordt getolereerd.
Zoals de meeste amfibieën is ook de rugstreeppad een uitgesproken nachtbraker. Pas tijdens het invallen van de schemering komt hij tevoorschijn om op open plekken te gaan jagen. Soms zie je ze ’s nachts op zandpaden hun typische korte sprintjes trekken. De rugstreeppad begint pas laat aan de voortplanting. Zo rond half april trekt hij vanuit zijn overwinteringlocatie (soms wel een meter diep onder de grond) naar het voortplantingswater. Eenmaal in het water aangekomen laten de mannetjes, al zittende in het ondiepe water, hun luide roep weerklinken. Het ratelende geluid is tot op een kilometer afstand te horen en trekt soortgenoten uit de wijde omgeving aan.
De rugstreeppad is een zeer slechte zwemmer. Hij zoekt altijd een plek op in het water, waar hij op de bodem kan zitten, terwijl zijn kwaakblaas net boven het wateroppervlak uitkomt. Op dergelijke plaatsen worden ook de eieren afgezet. De rugstreeppad kent een zeer lang voortplantingsseizoen dat sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden.
Het begin van het seizoen wordt meestal ingeluid door een periode met warm en vochtig weer. Tot in juli kan opeens weer een opleving in voortplantingsactiviteit plaatsvinden. Dit gebeurt vaak na een periode van overvloedige regen en warm weer. Het kan dus voorkomen dat er weer eisnoeren in het water liggen, terwijl de juvenieltjes van vroege legsels al gemetamorfoseerd zijn.
De ontwikkeling van ei tot juveniel voltrekt zich bij de rugstreeppad heel snel. Hoewel het voortplantingsseizoen ongeveer een maand later begint dan bij de gewone pad, vindt de metamorfose vaak tegelijkertijd plaats. Het type water, dat ze voor de voortplanting uitkiezen, droogt meestal tijdens de zomer op. Dit brengt een risico met zich mee. Het water kan natuurlijk te vroeg opdrogen, waardoor alle larven verloren gaan. Mar het heeft ook voordelen: dat water bevat heel weinig predatoren (vis, libellenlarven) en het warmt snel op in de zon, waardoor de ontwikkeling van het ei en de larve heel snel kan gaan.
Bescherming
De rugstreeppad staat op de Rode Lijst geclassifiseerd als “gevoelig” (Staatscourant, 2009 cf.van Delft et al., 2007). Hij is streng beschermd middels de Europese Habitatrichtlijn (bijlage 4) en de Conventie van Bern (bijlage 2). En hij is in tabel 3 van de Flora- en faunawet opgenomen.
Bron: Ravon.nl